Wanneer ga je naar de dokter?
Ik wil goed Nederlands spreken,
Ik spreek niet vaak met mijn buren,
Waarom mogen we naar huis?
Waarom ga jij zwemmen?
Wanneer geef jij je kind een cadeau?
Waarom ga je morgen naar Rotterdam?
Ik ben niet op tijd in de les,
Ik heb nu heel erge hoofdpijn,
Waarom ga je nu naar de dokter?
Wanneer ga jij zwemmen?
Ik ga vaak wandelen,
Wanneer mogen we naar huis?
Waarom geef jij je kind een cadeau?
Waarom ga je niet mee naar het feest?
Omdat mijn oma daar woont.
Omdat ik vaak hoofdpijn heb.
Omdat de docent ziek is en naar huis wil.
Als het zwembad open is.
Als ik ziek ben.
want ik kan ze niet goed verstaan.
want goed Nederlands spreken is belangrijk.
Omdat ik water leuk vind.
Als de les klaar is.
want ik heb eerst een afspraak met de dokter.
Omdat ik geen uitnodiging heb gekregen.
want ik houd van de natuur.
want ik heb te lang achter de computer gezeten.
Omdat ik veel van hem houd.
Als mijn kind jarig is.