Créer une activité
Jouer Test
1. 
debat
A.
twistgesprek
B.
gesprek
C.
vraaggesprek
D.
pittig gesprek
2. 
dashbord
A.
voorkant van een auto
B.
instrumentenbord in een auto
C.
scherm van een computer
D.
instrumenten bij elkaar
3. 
collega
A.
Iemand die je aardig vindt
B.
een goede vriend
C.
iemand waarmee je samenwerkt
D.
iemand waarmee je samenwerkt in een organisatie
4. 
fauteuill
A.
een hoge kruk
B.
een stoel
C.
een luie stoel
D.
een gemakkelijke (grote) stoel
5. 
florissant
A.
Heel uitbundig
B.
Met veel bloemen
C.
Met veel planten
D.
Van de Flora
6. 
collega
A.
Iemand die goed werk doet
B.
Iemand die snel en goed werkt
C.
Iemand waarmee je samenwerkt in een bedrijf
D.
Iemand die je goed kent
7. 
primitief
A.
heel oud
B.
heel zeldzaam
C.
erg eenvoudig
D.
erg ruw aan de buitenkant
8. 
egaal
A.
vrij glad
B.
nogal ruw
C.
eenvoudig
D.
vrij zeldzaam
9. 
discus
A.
vierkante plaat
B.
ronde schijf
C.
platte schijf waarmee je werpen
D.
schijf met een deuk
10. 
dressoir
A.
lage opbergkast
B.
kledingkast
C.
schrijftafel
D.
soort bureau