Créer jeu
Jouer Froggy Jumps
1. comment dire : "J'ai un frère" ?
A
Ik heb geen broer
B
Ik heb een broer
C
Ik hebt een broer
2. Comment dire "Vous n'avez pas d'enfants." ?
A
We hebben geen kinderen
B
Jullie heeft geen kinderen
C
Jullie hebben geen kinderen
3. Comment dire : "Tu as une grande famille". ?
A
Je heb een grote familie
B
Ik hebt een grote familie
C
Je hebt een grote familie
4. Comment dire "Il a beaucoup de succes" (Il est pour un livre)
A
Hij heeft veel success
B
Het heeft veel success
C
Ze hebben veel success
5. Comment dire : "Nous avons beaucoup de cousins" ?
A
We hebben veel neven
B
We heeft veel neven
C
Jullie hebben veel neven
6. Comment dire : "Ils ont 4 fils". ?
A
Ze hebben 4 zoons
B
Hij hebben 4 zoons
C
Ze hebt vier zoons
7. Comment dire : "A-t-elle une fille ?" ?
A
Heeft ze een dochter ?
B
Hebben ze een dochter ?
C
Heeft -t-ze een dochter ?
8. Comment dire "Avez-vous une nièce?" (=>forme polie, 1 personne)
A
Hebt U een nicht ?
B
Heeft U een nicht ?
C
Hebben U een nicht ?
9. Comment dire "Elle n'a pas de soeur" ?
A
Het heeft geen zus
B
Heeft ze geen zus
C
Ze heeft geen zus
10. Comment dire "As-tu une belle-mère?"
A
Hebt je een stiefmoeder?
B
Heb je een stiefmoeder ?
C
Heeft je een stiefmoeder ?