Créer jeu
Jouer Froggy Jumps
1. Ik denk dat ...
A
de belastingen zijn te hoog.
B
de belastingen te hoog zijn.
C
zijn de belastingen te hoog.
2. Ik vind dat ...
A
sociale media slecht voor kinderen zijn.
B
sociale media zijn slecht voor kinderen.
C
sociale media voor kinderen zijn slecht.
3. Volgens mij ...
A
moet je elke dag het nieuws kijken.
B
je moet elke dag het nieuws kijken.
C
je elke dag het nieuws moet kijken.
4. Ik vind dat ik meer woorden moet leren, omdat ...
A
ik te weinig woorden nu ken.
B
ik ken nu te weinig woorden.
C
ik nu te weinig woorden ken.
5. Ik denk dat ...
A
een stad veel parken moet hebben.
B
moet een stad veel parken hebben.
C
een stad moet veel parken hebben.
6. Ten eerste ...
A
kunnen mensen daar wandelen.
B
mensen kunnen daar wandelen.
C
mensen daar kunnen wandelen.
7. Ten tweede ...
A
de natuur is goed voor mensen.
B
is de natuur goed voor mensen.
C
de natuur voor mensen goed is.
8. Bovendien ...
A
kun je met je hond in het park spelen.
B
je kunt met je hond in het park spelen.
C
je met je hond in het park kunt spelen.
9. Ten slotte ...
A
het is leuk om in het park te sporten.
B
het leuk om in het park te sporten is.
C
is het leuk om in het park te sporten.
10. Aan de ene kant ...
A
een park is een leuke plek om te picknicken.
B
een park een leuke plek om te picknicken is.
C
is een park een leuke plek om te picknicken.
11. Aan de andere kant ...
A
kost een park ook veel belastinggeld.
B
een park kost ook veel belastinggeld.
C
een park ook veel belastinggeld kost.