Créer jeu
Jouer Froggy Jumps
1. Ik zie dat ...
A
je hebt een nieuwe broek.
B
je een nieuwe broek hebt.
C
heb je een nieuwe broek.
2. We nemen een taxi, hoewel ...
A
we het een beetje duur vinden.
B
vinden we het een beetje duur.
C
we vinden het een beetje duur.
3. Ik werkte online, toen ...
A
ik corona heb gehad.
B
ik corona heb.
C
ik corona had.
4. Hij voelt zich ontspannen wanneer ...
A
hij gaat op vakantie.
B
gaat hij op vakantie.
C
hij op vakantie gaat.
5. Mijn kat slaapt de hele dag, want ...
A
hij een beetje oud is.
B
is hij een beetje oud.
C
hij is een beetje oud.
6. Ik heb de hele week hard gewerkt, dus vanavond ...
A
bestel ik eten.
B
eten ik bestel.
C
ik bestel eten.
7. Ik drink een kopje koffie, voordat ...
A
ik naar mijn werk ga.
B
ga ik naar mijn werk.
C
ik ga naar mijn werk.
8. Ik start morgen met een cursus. Daarom ...
A
ik heb een cursusboek gekocht.
B
ik een cursusboek heb gekocht.
C
heb ik een cursusboek gekocht.
9. Ik moet vandaag werken, maar ...
A
ik heb geen zin.
B
ik geen zin heb.
C
heb ik geen zin.
10. Ik bel je ...... ik thuis ben.
A
zodra
B
dus
C
omdat
11. Ik eet vegetarisch, .... ik veel van kip houd.
A
hoewel
B
zodat
C
wanneer
12. Hij stuurt de notulen ..... de vergadering is afgelopen.
A
hoewel
B
omdat
C
nadat
13. Ze zet haar telefoon uit ..... ze rustig een boek kan lezen.
A
zodat
B
zodra
C
als
14. ..... ze een nieuwe baan zoekt, gaat ze op een lange vakantie.
A
Omdat
B
Zodat
C
Voordat
15. We reserveerden een tafel in dat leuke restaurant .... we 5 jaar getrouwd waren.
A
als
B
toen
C
hoewel
16. Ik wil niet naar die film .... ik houd niet van horror.
A
dus
B
omdat
C
want
17. .... ik mijn salaris krijg, ga ik winkelen.
A
Hoewel
B
Zodra
C
Omdat
18. Hij koopt een hond .... hij genoeg vrije tijd heeft.
A
als
B
zodat
C
hoewel