Créer jeu
Jouer Froggy Jumps
1. ik ben bang =
A
je suis peur
B
j'ai peur
C
je prends
2. in het begin, eerst =
A
ensuite
B
loin
C
au début
3. het regent =
A
il peut
B
il pleut
C
il a plu
4. Het is slecht weer. =
A
Il fait mauvai.
B
Il fait mauvais.
C
Il fais mauvais.
5. ik geloof =
A
je prends
B
je crois
C
je croi
6. daarna =
A
ensuite
B
loin
C
pauvre
7. il a plu =
A
het regent
B
het heeft geregend
C
het is slecht weer
8. la sortie =
A
het uitstapje
B
de reis
C
het weerbericht
9. rester =
A
aankomen
B
blijven
C
ontmoeten
10. le pays =
A
het land
B
de stad
C
het weerbericht
11. Il a fait beau? =
A
Was het mooi weer?
B
Is hij mooi?
C
Wat is het mooi weer!
12. Il a fait chaud. =
A
Het was warm.
B
Het is warm.
C
Het was mooi weer.