Créer jeu
Jouer Froggy Jumps
1. Sandra gaat volgende week naar school.
A
Sandra
B
week
C
school
2. Jullie studeren Nederlands.
A
Nederlands
B
jullie
C
studeren
3. Jouw vrienden wonen in Spanje.
A
wonen
B
jouw vrienden
C
Spanje
4. Fred reist met het vliegtuig.
A
Fred
B
reist
C
het vliegtuig
5. Vandaag krijg ik mijn rapport.
A
ik
B
vandaag
C
rapport
6. Wij eten graag frietjes.
A
graag
B
frietjes
C
wij