Créer une activité
Jouer Froggy Jumps
1. Vandaag geef ik mijn mama mooie ..............
A
konijnen
B
kikkers
C
bloemen
2. Ik ga naar school, daar leer ik ............................
A
skiën, surfen en zwemmen
B
spelen, voetballen en ballet
C
lezen, rekenen en schrijven
3. In de zoo heb ik .................................gezien.
A
treinen en bussen
B
pennen, stiften en boeken
C
leeuwen, apen en vissen
4. Morgen gaan we met de .............naar school want het regent buiten.
A
fiets
B
auto
C
vliegtuig
5. Ava is mijn .................
A
naam
B
gezicht
C
fiets
6. Noah is de naam van mijn ..........
A
vader
B
broer
C
moeder
7. Ik woon in de stad in een...................
A
appartement
B
huis
C
villa
8. Ik heb een leuke hobby, ik hou van dingen ...................
A
schilderen
B
bouwen
C
lezen
9. Als het licht uitgaat en ik moet slapen is het .............
A
ochtend
B
avond
C
middag
10. Ik hou van ...................
A
knuffels
B
leren
C
lezen
11. De moeder van mijn moeder is mijn ...........
A
grootvader
B
grootmoeder
C
tante
12. De vader van mijn vader is mijn ..............
A
oom
B
grootmoeder
C
grootvader
13. konijnen, katten, honden en apen zijn ..............
A
vrienden
B
mensen
C
dieren
14. een rok, een broek en sokken zijn ...................
A
kledingstukken
B
lief
C
vrienden
15. Om te kijken gebruik ik mijn ..............
A
oren
B
ogen
C
mond
16. Om te eten gebruik ik mijn ................
A
mond
B
oren
C
neus
17. Om te ruiken gebruik ik mijn ..............
A
neus
B
handen
C
oren
18. Om te horen gebruik ik mijn .............
A
handen
B
oren
C
schoenen
19. Als ik naar buiten ga, doe ik ..............aan mijn voeten.
A
schoenen
B
broek
C
rok
20. Als welopen, zwemmen of turnen, doen we aan .............
A
leren
B
sport
C
lezen
21. Noah is ......... dan mij.
A
even groot
B
groter
C
kleiner
22. Mama en papa zijn mijn ...............
A
ouders
B
kinderen
C
grootouders
23. Op de baan rijden er veel ..............
A
vliegtuigen
B
auto's
C
treinen
24. Op het spoor rijdt de ..............
A
vliegtuig
B
auto
C
trein
25. In de lucht vliegt het ...........
A
vliegtuig
B
trein
C
auto
26.
A
B
C