Créer une activité
Jouer Test
1. 
Welke vorm hebben biljetten?
A.
Een vierkantige vorm.
B.
Een ronde vorm.
C.
Een rechthoekige vorm
D.
Een driehoekige vorm.
2. 
Welke vorm hebben muntstukken?
A.
Een ovalen vorm.
B.
Een ronde vorm.
C.
Een rechthoekige vorm.
D.
Een driehoekige vorm.
3. 
Aan de kassa kunnen we betalen met
A.
B.
C.
4. 
Er bestaat geen briefje van
A.
30 euro
B.
10 euro
C.
5 euro
5. 
Er bestaat een muntstuk van
A.
3 euro
B.
3 eurocent
C.
2 euro
6. 
Geld bestaat uit:
A.
glas en klei
B.
hout en kunststof
C.
papier en metaal