Créer jeu
Jouer Froggy Jumps
1. Ich darf noch bleiben.
A
Ik hoef nog te blijven.
B
Ik mag nog blijven.
C
Ik wil nog blijven
2. Du brauchst nicht zu gehen.
A
Je kan niet gaan.
B
Je hoeft niet te gaan.
C
Je mag niet gaan.
3. Ich will jetzt gehen.
A
Ik willen nu gaan.
B
Ik will nu gaan.
C
Ik wil nu gaan.
4. Er muss bleiben.
A
Hij moett blijven.
B
Hij moet blijven.
C
Hij moeten blijven.
5. Dat moet je niet doen!
A
Das brauchst du nicht zu tun.
B
Das musst du nicht tun.
C
Das darfst/sollst du nicht tun!
6. Dat mag ik niet.
A
Das kann ich nicht.
B
Das mag ich nicht.
C
Das darf ich nicht.
7. Jullie hoeven niet te blijven.
A
Ihr duerft nicht bleiben.
B
Ihr werdet nicht bleiben.
C
Ihr braucht nicht zu bleiben.
8. Soll ich dir helfen?
A
Zal ik je helpen?
B
Moet ik je helpen?
C
Wil ik je helpen?
9. Zullen we gaan?
A
Muessen wir gehen?
B
Koennen wir gehen?
C
Wollen wir gehen?
10. Ich kann nicht bleiben.
A
Ik wil niet blijven.
B
Ik kann niet blijven.
C
Ik kan niet blijven.