3.
Karen is dol op zwemmen maar ze moet de zwemlessen zelf betalen met haar zakgeld. Voor een zwemabonnement in de sportclub moet ze ieder jaar 25 EUR betalen. Bovendien moet ze per zwembeurt 5 EUR betalen. Bepaal het functievoorschrift waarmee Karen kan berekenen hoeveel het haar zal kosten afhankelijk van hoe vaak ze volgend jaar zou willen gaan zwemmen. Hoeveel heeft ze betaald als ze dit jaar 20 keer is gaan zwemmen?