Créer une activité
Jouer Froggy Jumps
1. Wat betekent verwoesten? Alles is verwoest.
A
helemaal opbouwen
B
helemaal kapotmaken
C
helemaal versieren
2. Wat betekent de reddingswerker? Waar gaat de reddingswerker heen?
A
iemand die een vliegtuig bestuurt
B
iemand die aan bergsport doet
C
iemand die mensen redt
3. Wat betekent de puinhoop? Wat een puinhoop is het in je kamer.
A
de oude dingen
B
de grote troep
C
de schone spullen
4. Wat betekent voorkomen? Weet jij welke soorten slangen hier voorkomen?
A
er zijn
B
groeien
C
weggaan
5. Wat betekent omkomen? Ken jij iemand die is omgekomen?
A
gewond raken door een ongeluk of oorlog
B
doodgaan door een ongeluk of oorlog
C
ziek zijn door een ongeluk of oorlog
6. Wat betekent schuilen? Anne schuilde voor het onweer.
A
een plek zoeken waar je kunt feesten
B
een plek zoeken waar je veilig bent
C
een plek zoeken waar je kunt feesten
7. Wat betekent de ramp? Thijs zag een foto van de ramp.
A
het grote ongeluk waar veel mensen last van hebben
B
het kleine ongeluk waar weinig mensen last van hebben
C
de grote optocht van mensen die van alles opruimen
8. Welke coureurs ken jij?
A
iemand die goed is in het verkopen van een nieuwe auto of motor
B
iemand die wedstrijden rijdt met een auto, motor of fiets
C
iemand die veel weet over hoe je een auto elkaar zet
9. Wat betekent talent hebben? Jazi heeft echt talent.
A
heel veel dingen doen die je leuk vindt
B
door heel veel te oefenen iets nieuws proberen te leren
C
zonder veel moeite iets heel goed kunnen
10. Wat betekent ooit? Sammie was de liefste hond ooit.
A
in het geheim
B
misschien
C
van alle tijden
11. Wat betekent duren? Het duurt een tijdje.
A
Iemand blij maken
B
leuk blijven
C
zoveel tijd kost het
12. Wat betekent eigenlijk? Hoe oud ben jij eigenlijk?
A
bijvoorbeeld
B
altijd
C
in het echt
13. Wat betekent zich aansluiten bij? Owen sluit zich aan bij het groepje jongens.
A
gaan meedoen met
B
vragen stellen over
C
ergens weggaan
14. Wat betekent fit? Fenna voelt zich fit.
A
bang
B
gezond
C
groot
15. Wat betekent allerlei? In de kast staan allerlei borden.
A
verschillende soorten
B
dezelfde soorten
C
grote stapels
16. Wat betekent taai? De chips zijn taai geworden.
A
makkelijk te breken of te snijden
B
moeilijk te breken of te snijden
C
moeilijk te koken of te bakken
17. Wat betekent tegenwoordig? Op welke sport zit je tegenwoordig?
A
straks
B
nu, in deze tijd
C
misschien
18. Wat betekent ruim? Sanne heeft ruim dertig knuffels.
A
bijna
B
precies
C
iets meer dan
19. Wat betekent de voornaam? Wat is jouw voornaam?
A
de naam die je zelf graag zou willen hebben
B
de naam die je ouders je gegeven hebben
C
de naam die je hele familie heeft
20. Wat betekent de figuur? De kinderen maken figuren.
A
een doosje waar iets in zit
B
een beeld van een ding, mens of dier
C
een smaak van eten of drinken
21. Wat betekent slopen? Je mag mijn hut niet slopen!
A
opbouwen
B
afbreken
C
repareren
22. Wat betekent het staal? Het fietsslot is van staal.
A
het extra harde ijzer
B
het plastic dat kan buigen
C
het extra mooie glas
23. Wat betekent de file? Ik hou niet van file.
A
de mensen die langs elkaar lopen in een straat
B
de groep kinderen die buiten met elkaar speelt
C
de rij auto's die langzaam rijdt of stilstaat
24. Wat betekent wegslepen? Onze auto werd weggesleept.
A
vanuit het water of vanaf de grond hoog de lucht in trekken
B
over het water of over de grond naar een andere plek trekken
C
in grote stukken hakken en deze stukken opstapelen
25. Wat betekent recyclen? Plastic kun je recyclen.
A
nieuwe spullen maken van oude spullen
B
wassen en laten drogen
C
kapotmaken en weggooien
26. Wat betekent geschikt? Die oude banden zijn daarvoor geschikt.
A
niet zo goed
B
veel te groot
C
goed te gebruiken
27. Wat betekent het afscheid? Jasmijn moest huilen bij het afscheid
A
het moment van terugkomen
B
het moment dat je valt
C
het moment van weggaan