Connectez-vous
Créer une activité
Types d'activités
Centre d'aide
Entrez votre Game Pin
Blog
Premium
English
Español
Français
Créer une activité
Connectez-vous
Toutes les activités
Jouer Froggy Jumps
Imprimer Froggy Jumps
Nieuwsbegrip 2021 Woorden betekenis oefenen week47,48,49,50
Auteur :
Olga Jansen
1.
Wat betekent verwoesten? Alles is verwoest.
A
helemaal opbouwen
B
helemaal kapotmaken
C
helemaal versieren
2.
Wat betekent de reddingswerker? Waar gaat de reddingswerker heen?
A
iemand die een vliegtuig bestuurt
B
iemand die aan bergsport doet
C
iemand die mensen redt
3.
Wat betekent de puinhoop? Wat een puinhoop is het in je kamer.
A
de oude dingen
B
de grote troep
C
de schone spullen
4.
Wat betekent voorkomen? Weet jij welke soorten slangen hier voorkomen?
A
er zijn
B
groeien
C
weggaan
5.
Wat betekent omkomen? Ken jij iemand die is omgekomen?
A
gewond raken door een ongeluk of oorlog
B
doodgaan door een ongeluk of oorlog
C
ziek zijn door een ongeluk of oorlog
6.
Wat betekent schuilen? Anne schuilde voor het onweer.
A
een plek zoeken waar je kunt feesten
B
een plek zoeken waar je veilig bent
C
een plek zoeken waar je kunt feesten
7.
Wat betekent de ramp? Thijs zag een foto van de ramp.
A
het grote ongeluk waar veel mensen last van hebben
B
het kleine ongeluk waar weinig mensen last van hebben
C
de grote optocht van mensen die van alles opruimen
8.
Welke coureurs ken jij?
A
iemand die goed is in het verkopen van een nieuwe auto of motor
B
iemand die wedstrijden rijdt met een auto, motor of fiets
C
iemand die veel weet over hoe je een auto elkaar zet
9.
Wat betekent talent hebben? Jazi heeft echt talent.
A
heel veel dingen doen die je leuk vindt
B
door heel veel te oefenen iets nieuws proberen te leren
C
zonder veel moeite iets heel goed kunnen
10.
Wat betekent ooit? Sammie was de liefste hond ooit.
A
in het geheim
B
misschien
C
van alle tijden
11.
Wat betekent duren? Het duurt een tijdje.
A
Iemand blij maken
B
leuk blijven
C
zoveel tijd kost het
12.
Wat betekent eigenlijk? Hoe oud ben jij eigenlijk?
A
bijvoorbeeld
B
altijd
C
in het echt
13.
Wat betekent zich aansluiten bij? Owen sluit zich aan bij het groepje jongens.
A
gaan meedoen met
B
vragen stellen over
C
ergens weggaan
14.
Wat betekent fit? Fenna voelt zich fit.
A
bang
B
gezond
C
groot
15.
Wat betekent allerlei? In de kast staan allerlei borden.
A
verschillende soorten
B
dezelfde soorten
C
grote stapels
16.
Wat betekent taai? De chips zijn taai geworden.
A
makkelijk te breken of te snijden
B
moeilijk te breken of te snijden
C
moeilijk te koken of te bakken
17.
Wat betekent tegenwoordig? Op welke sport zit je tegenwoordig?
A
straks
B
nu, in deze tijd
C
misschien
18.
Wat betekent ruim? Sanne heeft ruim dertig knuffels.
A
bijna
B
precies
C
iets meer dan
19.
Wat betekent de voornaam? Wat is jouw voornaam?
A
de naam die je zelf graag zou willen hebben
B
de naam die je ouders je gegeven hebben
C
de naam die je hele familie heeft
20.
Wat betekent de figuur? De kinderen maken figuren.
A
een doosje waar iets in zit
B
een beeld van een ding, mens of dier
C
een smaak van eten of drinken
21.
Wat betekent slopen? Je mag mijn hut niet slopen!
A
opbouwen
B
afbreken
C
repareren
22.
Wat betekent het staal? Het fietsslot is van staal.
A
het extra harde ijzer
B
het plastic dat kan buigen
C
het extra mooie glas
23.
Wat betekent de file? Ik hou niet van file.
A
de mensen die langs elkaar lopen in een straat
B
de groep kinderen die buiten met elkaar speelt
C
de rij auto's die langzaam rijdt of stilstaat
24.
Wat betekent wegslepen? Onze auto werd weggesleept.
A
vanuit het water of vanaf de grond hoog de lucht in trekken
B
over het water of over de grond naar een andere plek trekken
C
in grote stukken hakken en deze stukken opstapelen
25.
Wat betekent recyclen? Plastic kun je recyclen.
A
nieuwe spullen maken van oude spullen
B
wassen en laten drogen
C
kapotmaken en weggooien
26.
Wat betekent geschikt? Die oude banden zijn daarvoor geschikt.
A
niet zo goed
B
veel te groot
C
goed te gebruiken
27.
Wat betekent het afscheid? Jasmijn moest huilen bij het afscheid
A
het moment van terugkomen
B
het moment dat je valt
C
het moment van weggaan