Créer une activité
Jouer Test
1. 
9a) Juist of fout: De bevruchting vindt plaats in de baarmoeder.
A.
juist
B.
fout: De bevruchting gebeurt in de eileider
C.
fout: de bevruchting kan in de eileider of baarmoeder gebeuren
D.
fout: de bevruchting gebeurt in het ovarium
2. 
9b) Juist of fout: De placenta voorziet de foetus van zuurstofgas en nutriënten
A.
juist
B.
fout: enkel van zuurstofgas
C.
fout: van nutriënten en koolstofdioxide
D.
fout: enkel van nutriënten
3. 
9c) Juist of fout: De bevruchte eicel is haploïd
A.
juist
B.
fout: ze is diploïd
C.
fout: een eicel is nooit diploïd of haploïd
D.
fout: deze is dubbel diploïd
4. 
9d) Juist of fout: De mix van het bloed van de moeder en kind bevordert de transfer van voedingsstoffen naar het kind.
A.
juist
B.
fout: de mix heeft hier niets mee te maken, enkel de concentraties
C.
fout: het bloed wordt niet gemixt
D.
fout: het is de richting dat het bloed stroomt dat telt
5. 
9e) Juist of fout: De eerste melk is colostrummelk
A.
juist
B.
fout: Dit is moedermelk
C.
fout: moedermelk bevat steeds colostrum
D.
fout: dit heet mollostrum
6. 
9f) Juist of fout De placenta is geheel uit moederlijk weefsel opgebouwd.
A.
juist
B.
fout: enkel uit weefsel van het embryo
C.
fout: uit zowel moederlijk weefsel als weefsel van de baby
D.
fout: enkel uit hechtvlokken (trofoblast)
7. 
10) (onderstreep) het juiste antwoord: Van 100 vrouwen wordt het progesterongehalte in het bloed gemeten. Een groep van 60 vrouwen (groep 1) heeft een relatief hoog gehalte, 40 andere vrouwen (groep 2) een relatief laag. Van welke groep vrouwen is met zekerheid te zeggen iets te zeggen of ze wel of niet zwanger zijn?
A.
groep 1 is niet zwanger
B.
groep 2 is niet zwanger
C.
groep 2 is zwanger
D.
groep 1 is zwanger
8. 
10) Beargumenteer het antwoord op de vorige vraag (Van de 100 vrouwen wordt het progesterongehalte in het bloed gemeten. Een groep van 60 vrouwen (groep 1) heeft een relatief hoog gehalte, 40 andere vrouwen (groep 2) een relatief laag. Van welke groep is met zekerheid iets te zeggen over wel of niet zwanger zijn?)
9. 
11) Kies het juiste antwoord: Welke beschrijving van de blastula (blastocyst) is ce correcte?
A.
De blastula bestaat uit 2 cellen.
B.
De blastula heeft een holte begrenst door ectoderm
C.
De blastula heeft een trofoblast en een kiemknop
D.
De blastula heeft een holte en een kiemschijf
10. 
12) Waarom worden meisjes op hun 12 jaar tegen rubella ingeënt en jongens niet?
11. 
Benoem de aangeduide delen correct: deel 1 =
A.
amnion (vruchtvlies)
B.
chorion / trofoblast (vruchtvlies)
C.
baarmoederhals
D.
vruchtwater
E.
hechtvlokken (embryonaal deel van placenta)
12. 
Benoem de aangeduide delen correct: deel 2 =
A.
amnion (vruchtvlies)
B.
chorion / trofoblast (vruchtvlies)
C.
baarmoederhals
D.
vruchtwater
E.
hechtvlokken (embryonaal deel van placenta)
13. 
Benoem de aangeduide delen correct: deel 3 =
A.
amnion (vruchtvlies)
B.
chorion / trofoblast (vruchtvlies)
C.
baarmoederhals
D.
vruchtwater
E.
hechtvlokken (embryonaal deel van placenta)
14. 
Benoem de aangeduide delen correct: deel 4 =
A.
amnion (vruchtvlies)
B.
chorion / trofoblast (vruchtvlies)
C.
baarmoederhals
D.
vruchtwater
E.
hechtvlokken (embryonaal deel van placenta)
15. 
Benoem de aangeduide delen correct: deel 5 =
A.
amnion (vruchtvlies)
B.
chorion / trofoblast (vruchtvlies)
C.
baarmoederhals
D.
vruchtwater
E.
hechtvlokken (embryonaal deel van placenta)
16. 
14) Wat kan je preventief doen als je zwanger bent, zodat er maar een minimale kans is dat je baby: misvormingen heeft als gevolg van toxoplasmose?
17. 
14) Wat kan je preventief doen als je zwanger bent, zodat er maar een minimale kans is dat je baby: aan spina bifida lijdt?
18. 
14) Wat kan je preventief doen als je zwanger bent, zodat er maar een minimale kans is dat je baby: een slecht geboortegewicht heeft?
19. 
15) Schrijf de volgende termen naast de bijbehorende pijl: koolstofdioxide, glucose, bloed, bisfenol A, afvalstoffen, zuurstofgas, bacteriën --> bij Pijl 1
A.
glucose
B.
koolstofdioxide en afvalstoffen
C.
bisfenol A
D.
bloed
E.
zuurstofgas
F.
bacteriën
20. 
15) Schrijf de volgende termen naast de bijbehorende pijl: koolstofdioxide, glucose, bloed, bisfenol A, afvalstoffen, zuurstofgas, bacteriën --> bij Pijl 2
A.
glucose
B.
koolstofdioxide en afvalstoffen
C.
bisfenol A
D.
bloed
E.
zuurstofgas
F.
bacteriën
21. 
15) Schrijf de volgende termen naast de bijbehorende pijl: koolstofdioxide, glucose, bloed, bisfenol A, afvalstoffen, zuurstofgas, bacteriën --> bij Pijl 3
A.
glucose
B.
koolstofdioxide en afvalstoffen
C.
bisfenol A
D.
bloed
E.
zuurstofgas
F.
bacteriën
22. 
1§) Welke 3 factoren zijn nodig om borstvoeding te kunnen geven?
A.
het hormoon prolactine
B.
het hormoon progesteron
C.
het hormoon oxytocine
D.
de zuigprikkel van de baby
23. 
17) Het eerste teken waardoor een vrouw vermoed dat ze zwanger is, is dat haar maandstonden uitblijven. Hoe komt dat?