Créer une activité
Jouer Test
1. 
2a) Hoe is de zaadcel aangepast aan haar functie?
2. 
2b) Hoe verklaar je het opmerkelijk verschil van de zaadcel met de eicel?
3. 
2c) In de tekst op p 136 staan 2 kenmerken over de bouw van de vagina: De vagina is 'rekbaar' en bekleed met een 'geplooide slijmlaag'. Voor welke functies is de vagina daardoor goed aangepast?
4. 
2d) Waarom hangen de teelballen uitwendig aan het lichaam van de man?
5. 
3) (onderstreep) het juiste antwoord. De voornaamste functie van de bijbal is:
A.
vorming van spermatozoïden
B.
reservoir van testosteron
C.
opslag van zaadcellen
D.
productie van geslachtshormoon
6. 
4) Noteer de functie van de (onderstaande) delen van het mannelijk voortplantingsstelsel: Leydigcellen: ...
7. 
4) Noteer de functie van de (onderstaande) delen van het mannelijk voortplantingsstelsel: Cowperkliertjes: ...
8. 
5a) Zet de stimulerende pijlen in het groen en zet er een plus naast. Welke nummers hebben deze pijlen op de hier getoonde figuur? (Let op de nummers in WB zijn anders)
A.
allemaal
B.
1,2,3
C.
3,5,8,9
D.
1,3,5,8,9
9. 
5a) Zet de remmende pijlen in het rood met een "-" ernaast. Welke nummers horen bij de pijlen uit de hierbij getoonde figuur? (Let op de nummering in WB is anders)
A.
allemaal
B.
2,6
C.
1,2,3
D.
2,6,7
10. 
5b) Welke pijlen (nummers) komen in de eerste helft van de cyclus (tot en met de ovulatie) aan bod? (De nummers in het WB zijn anders)
A.
allemaal
B.
1,2,3,8
C.
1,2,3
D.
3,5
11. 
6) Bij een vrouwelijke proefmuis werd de hypofyse verwijderd. Er werd vervolgens dagelijks FSH toegediend. Gaan de onderstaande stappen door bij die muis? De regeling van de vruchtbaarheid bij muizen en mensen verloopt identiek. Verklaar telkens je keuze. STAP: groei van de Graafse follikel
A.
ja, FSH zorgt voor de groei van de follikels
B.
ja, FSH zorgt voor de productie van oestrogeen en dat laat deze follikel ontstaan.
C.
neen, FSH werkt pas na de ovulatie dus na het ontstaan van deze follikel.
D.
neen, FSH is een mannelijk voortplantingshormoon
12. 
6) Bij een vrouwelijke proefmuis werd de hypofyse verwijderd. Er werd vervolgens dagelijks FSH toegediend. Gaan de onderstaande stappen door bij die muis? De regeling van de vruchtbaarheid bij muizen en mensen verloopt identiek. Verklaar telkens je keuze. STAP: de ovulatie
A.
ja, FSH is zorgt voor oestrogeen en dat hormoon veroorzaakt de ovulatie
B.
ja, want FSH zorgt voor het openbarsten van de Graafse follikel
C.
neen, enkel oestrogeen en progesteron zorgen voor de ovulatie
D.
neen, zonder hypofyse kan de muis geen LH produceren wat ook nodig is voor een ovulatie
13. 
6) Bij een vrouwelijke proefmuis werd de hypofyse verwijderd. Er werd vervolgens dagelijks FSH toegediend. Gaan de onderstaande stappen door bij die muis? De regeling van de vruchtbaarheid bij muizen en mensen verloopt identiek. Verklaar telkens je keuze. STAP: stijging van het progesterongehalte
A.
ja, FSH zorgt voor de productie van oestrogeen en daarna voor progesteron
B.
ja, FSH zorgt voor het vormen van follikels en die maken progesteron aan
C.
neen, zonder hypofyse wordt er geen LH aangemaakt, dus ook geen geel lichaam en deus geen progesteron productie
D.
neen, enkel het geel lichaam maakt progesteron en daarvoor is oestrogeen nodig
14. 
6) Bij een vrouwelijke proefmuis werd de hypofyse verwijderd. Er werd vervolgens dagelijks FSH toegediend. Gaan de onderstaande stappen door bij die muis? De regeling van de vruchtbaarheid bij muizen en mensen verloopt identiek. Verklaar telkens je keuze. STAP: de opbouw van het baarmoederslijmvlies
A.
ja, FSH zorgt voor follikels die oestrogeen produceren en waardoor het baarmoederslijmvlies aangroeit
B.
ja, FSH zorgt voor een negatieve feedback op het baarmoederslijmvlies waardoor het dikker wordt
C.
neen, zonder hypofyse wordt er geen LH aangemaakt, dus ook geen progesteron productie en wordt het BMSV niet dikker
D.
neen, door de negatieve feedback van FSH op zichzelf kan het BMSV niet dikker worden.
15. 
7a) Wat is de spermatogenese?
A.
dit is de menstruatiecyclus.
B.
Dit is de vorming van de zaadcellen.
C.
Dit is het ontwikkelen van de baby na de bevruchting.
D.
Dit is wat er gebeurt tijdens de geslachtsgemeenschap.
16. 
7b) Waar precies gebeurt de spermatogenese?
A.
in de bijbal, tijdens de geslachtsgemeenschap
B.
in de eileider, na de ovulatie
C.
in de zaadbuisjes van de teebal
D.
in de eileider na de bevruchting
E.
in het weefsel tussen de zaadbuisjes in de teelbal
17. 
7c) Welk hormoon is nodig voor de spermatogenese?
A.
FSH en LH
B.
FSH, LH en testosteron
C.
oestrogeen en progesteron
D.
testosteron en oestrogenen
18. 
7d) Wat is het eindresultaat van de spermatogenese?
A.
per zaadcelmoedercel ontstaan er 2 diploïde dochtercellen
B.
per zaadcelmoedercel ontstaan er 4 haploïde dochtercellen
C.
per eicelmoedercel ontstaat er 1 grote haploïde dochtercel
D.
per eicelmodercel ontstaan er 4 haploïde dochtercellen
E.
per eicelmoedercel ontstaan er 2 diploïde dochtercellen
19. 
Noem enkele factoren die de spermatogenese kunnen verstoren.
A.
koorts
B.
roken
C.
pseudohormonen, PCB's en dergelijke uit de industrie
D.
drugs en sommige medicijnen
20. 
8) Wat is het juiste antwoord. Op het moment van de ovulatie heeft de eicel die vrijkomt ....
A.
1 Y-chromosoom
B.
2 X-chromosomen
C.
1 X-chromosoom
D.
XY-chromosomen
21. 
8) Verklaar je antwoord op de vraag: Op het moment van de ovulatie heeft de eicel die vrijkomt ...