Eet ... graag soep, meneer De Groot?
Sanne eet een banaan. ... eet een banaan.
Joost eet een appel. ... eet een appel.
Joep en ik eten soep. ... eten soep.
Eet ... graag soep, Jort?
Hoe zeg ... dat in het Nederlands?
Sanne en Daan, wat eten ... ?
je
u
je/jij
jullie
We/Wij
Ze/Zij
Hij