1
Wie werkt met computers?
2
Wie zit achter het stuur?
3
Wie werkt met een telefoon?
4
Wie verkoopt fruit, groenten, dranken,....?
5
Wie werkt in een garage?
6
Wie heeft veel medicijnen?
7
Wie ziet mensen op een bed liggen?
8
Wie werkt in een fabriek
9
Wie brengt de post?
10
Bij wie zit je op een stoel?
11
Wie werkt met veel geld?
12
Wie werkt in een justitiepaleis?
13
Wie werkt met een schaar?
14
Wie heeft leerlingen?
15
Wie heeft een microfoon?
16
Wie werkt in een restaurant?
17
Wie werkt met een stetoscoop?
18
Wie speelt een rol?
19
Wie rijdt met een tractor?
20
Wie werkt met een mes?