single zijn
gehuwd zijn
compartir piso/casa/..con
estar casado/a/s
ser soltero/a/s
de partner
estar divorciado/a/s
dood zijn
ser viudo/a
la boda
la pareja
het trouwfeest
el/la novio/a
(echt)gescheiden zijn
de verloofde, de vaste vriend(in), het lief
het huwelijk
estar muerto/a/s
convivir con
samenwonen met
estar separado/a/s
uit elkaar zijn
weduwe/weduwnaar zijn
een flat/huis/...delen met, samenwonen met...
el matrimonio