Vraagstukken
eerstegraadsfuncties
:
oefeningen
1
tot
4
Oefening
1
:
Hoeveel
bezoekers
moeten
ze
hebben
om
?
5000
aan
het
goede
doel
te
kunnen
schenken
?
Antwoord
:
Ze
moeten
____________________
bezoekers
hebben
.
Oefening
2
:
Hoeveel
kaas
moet
hij
verkopen
om
?
150
winst
te
maken
?
Afronden
tot
op
1
kg
!
Antwoord
:
Hij
moet
ruim
____________________
kg
kaas
verkopen
.
Oefening
3
:
Hoeveel
uur
is
er
gewerkt
indien
we
?
250
moeten
betalen
?
Antwoord
:
Er
werd
____________________
uur
gewerkt
.
Oefening
4
:
Hoeveel
liter
heb
ik
getankt
,
als
ik
?
50
betaal
?
Afronden
tot
op
1
liter
!
Antwoord
:
Ik
heb
____________________
liter
getankt
.