Créer une activité
Jouer Test
1. 
Welk voorwerp is geen lichtbron?
A.
Een gloeilamp
B.
Een laserpen
C.
De planeet Venus
D.
De zon
E.
Een glimworm
2. 
Welk voorwerp is geen donker lichaam?
A.
Een reflector
B.
Een wit blad papier
C.
Een zwart blad papier
D.
Een vuurvlieg
E.
De maan
3. 
Welke uitspraak is niet correct?
A.
Licht plant zich rechtlijning voort in een homogene doorzichtige stof.
B.
Tussen twee punten in een homogene doorzichtige stof volgt licht de kortste weg.
C.
Tussen twee punten in een homogene doorzichtige stof volgt licht de snelste weg.
D.
Licht plant zich altijd voort met dezelfde snelheid.
4. 
Marissa ziet haar vriendin Alice. Welke bedenking van haar is correct?
A.
Ik zie Alice omdat een lichtstraal vanuit mijn oog op Alice valt.
B.
Ik zie Alice omdat Alice licht uitzendt.
C.
Ik zie Alice omdat een lichtstraal teruggekaatst wordt door Alice tot in mijn oog.
D.
Ik zie Alice omdat licht uitgezonden door mijn oog verstrooid wordt door Alice.
5. 
Welke uitspraak is correct? Ik zie de letters in mijn boek omdat:
A.
licht van mijn bureaulamp verstrooid wordt door de zwarte drukinkt.
B.
licht van mijn bureaulamp geabsorbeerd wordt door de zwarte drukinkt.
C.
licht van mijn bureaulamp teruggekaatst wordt door de zwarte drukinkt.
D.
er een schaduw gevormd wordt van de letters.
6. 
Tijdens een fuif wordt voor een groene laser een blauwe filter gezet. De kleur van het licht dat op de muur tegenover de laser valt, is:
A.
groen.
B.
blauw.
C.
groen en blauw.
D.
er wordt geen lichtvlek gevormd.
7. 
Een kernschaduw wordt gevormd:
A.
alleen door een puntvormige lichtbron.
B.
alleen door een niet-puntvormige lichtbron.
C.
zowel bij een puntvormige als bij een niet-puntvormige lichtbron.
D.
alleen door de zon.
8. 
Welke uitspraak is correct?
A.
Als een lichtbundel invalt op een doorzichtig voorwerp, wordt deze volledig doorgelaten.
B.
Als een lichtbundel invalt op een ondoorzichtig voorwerp, wordt deze volledig teruggekaatst.
C.
Als een lichtbundel invalt op een wit blad papier, wordt deze gedeeltelijk teruggekaatst.
D.
Als een lichtbundel invalt op een zwart blad papier, wordt deze volledig geabsorbeerd.
9. 
Wie heeft gelijk?
A.
Persoon 1
B.
Persoon 2
C.
Persoon 3
D.
Persoon 4