16) De oriëntatie 5’-3’ in de ketens van DNA wordt bepaald door … .
A.
de O-atomen van de fosfaatgroep
B.
de C-atomen van desoxyribose
C.
de N-atomen van de basen
D.
de C-atomen van desoxyribose en van de basen
3.
17) DNA heeft een antiparallelle structuur. Dat betekent dat … .
A.
A tegenover T ligt en G tegenover C
B.
de 2 suiker-fosfaatruggengraten afwisselend een kleine en een grote groef vertonen
C.
er H-bruggen zijn tussen de complementaire basen
D.
de oriëntatie van de 2 suiker-fosfaatruggengraten tegengesteld is
4.
18) DNA-helicase, DNA-polymerase en DNA-ligase zijn enzymen die een belangrijke rol vervullen tijdens de DNA-replicatie. Welk enzym heeft een DNA-herstelfunctie?
A.
DNA-helicase
B.
DNA-polymerase
C.
DNA-ligase
5.
19) Het enkelstrengig DNA van een bepaalde cel heeft volgende basesamenstelling: A = 15,0 %, G = 25,0 %, T = 40,0 % en C = 20,0 %. Wat is de basesamenstelling in % van het overeenkomstig dubbelstreng-DNA?
A.
A = 15,0 %, G = 25,0 %, T = 40,0 %, C = 20,0 %
B.
A = 30,0 %, G = 50,0 %, T = 80,0 %, C = 40,0 %
C.
A = 40,0 %, G = 20,0 %, T = 15,0 %, C = 25,0 %
D.
A = 55,0 %, G = 75,0 %, T = 120 %, C = 20,0 %
E.
A = 27,5 %, G = 22,5 %, T = 27,5 %, C = 22,5 %
6.
20) Hieronder staan vier verschillende cellen van een mens: 1. een cel in het netvlies van het linkeroog; 2. een andere cel in het netvlies van het linkeroog; 3. een cel in het netvlies van het rechteroog; 4. een cel in de navel. In welke cellen zit dezelfde erfelijke informatie?