Créer une activité
Jouer Test
1. 
9) Plaats de onderstaande figuren in de juiste volgorde.
A.
A-B-C-D
B.
C-D-A-B
C.
A-C-D-B
D.
B-C-D-A
2. 
12) Ook als er voldoende noodzakelijke moleculen voorhanden zijn, zal het translatieproces toch stoppen, omdat …
A.
er een stopcodon voorkomt op het m-RNA.
B.
er een losmakingsfactor bindt op het ribosoom.
C.
de polypeptide zich opvouwt tot een proteïne.
D.
de opbouw van de proteïne stilvalt.
3. 
13) Een t-RNA-molecule heeft als anticodon AUG. Welke basensequentie in het DNA codeert voor het aminozuur dat door dat t-RNA wordt aangebracht?
A.
UAC
B.
ATG
C.
TAG
D.
TTC
4. 
14) In de moderne biotechnologie brengt men genen van het ene organisme in het andere. De overgebrachte genen komen er ook tot expressie. Dit is mogelijk omdat nagenoeg alle organismen…
A.
dezelfde ribosomen hebben.
B.
dezelfde genetische code gebruiken.
C.
veel genen gemeenschappelijk hebben.
D.
veel dezelfde proteïnen aanmaken.
5. 
15) Een anticodon is een basentriplet …
A.
in DNA, mRNA en tRNA.
B.
alleen in mRNA.
C.
alleen in tRNA.
D.
alleen in DNA.
6. 
16) Op een bepaald moment wordt ergens in een een cel de nucleotide GAT gepaard aan de nucleotide CUA. Deze paring treedt op …
A.
als een mRNA codon paart met een tRNA anticodon.
B.
tijdens translatie.
C.
in een dubbelstreng DNA molecule.
D.
tijdens transcriptie.
E.
Deze vraag is niet te beantwoorden met deze informatie.
7. 
17) De nucleotide volgorde van een bepaald DNA codon is GTA. Een mRNA molecuul met de complementaire streng ontstaat via transcriptie van dat DNA codon. Bij de eiwitsynthese paart een tRNA codon met het mRNA codon. Wat is de nucleotide volgorde van dit tRNA anticodon?
A.
GTA
B.
GUA
C.
CAU
D.
CUT
E.
CAT
8. 
18) Afbeelding 5 geeft een tRNA-molecuul en een deel van een mRNA-molecuul weer. Aan ieder type tRNA wordt een specifiek aminozuur gebonden.Welk aminozuur is gebonden aan het tRNA van afbeelding 5?
A.
fenylalanine (Phe)
B.
glutaminezuur (Glu)
C.
leucine (Leu)
D.
lysine (Lys)