Créer une activité
Jouer Test
1. 
8) Waardoor wordt de primaire structuur van eiwitten bepaald?
A.
Door het aantal verschillende aminozuren.
B.
Door de spiraal die de aminozuurketen vormt.
C.
Door de volgorde van de aminozuren.
D.
Door de eigenschappen van de verschillende aminozuren.
2. 
9) Een hemoglobinemolecuul bestaat uit vier polypeptideketens die op een specifieke manier gevouwen liggen (zie afbeelding). Over de bouw van hemoglobine worden DRIE beweringen gedaan. Welke bewering is juist?
A.
allemaal
B.
alleen 2 en 3
C.
alleen 1
D.
alleen 2
3. 
10) Hieronder staan verschillende stoffen die in ons lichaam voor komen. 1- enzymen 2- antistoffen 3- hormonen 4- antigenen 5- DNA 6- ATP Bij welke stoffen kunnen eiwitten direct als bouwstof gebruikt worden?
A.
alleen 5 en 6
B.
alleen 1, 2, 3 en 4
C.
allemaal
D.
alleen 1 en 2
4. 
11) Sikkelcelanemie is het gevolg van?
A.
A) transversie
B.
B) transitie
C.
C) insertie
D.
D) deletie
5. 
12) Wat is het effect van een stille mutatie in een gen?
A.
Ze verandert een AZ in de proteïne.
B.
Ze doet een stopcodon in het mRNA ontstaan.
C.
Ze heeft geen effect op de AZ-sequentie in de proteïne.
D.
Ze doet een nieuw gen ontstaan dat een beter functionerende proteïne oplevert.
6. 
13) De volgorde van de base in een deel van de DNA-streng waaraan m-RNA wordt gevormd is als volgt (zie figuur). De afleesvolgorde is van links naar rechts. De eerste base (1) is het begin van een codon. Bij welke mutatie zal de aminozuurketen korter worden dan normaal?
A.
als base 9 verandert in T
B.
als base 6 verandert in A
C.
als base 3 verandert in C
D.
als base 12 verandert in T
7. 
14) Een onderzoeker wil een bepaald enzym veranderen door op een bepaalde plaats in het enzymmolecuul het AZ methionine te vervangen door arginine. Het blijkt dat dit mogelijk is door in het DNA in de matrijsstreng één nucleotide te vervangen. Welk nucleotide moet hij dan vervangen?
A.
adenine vervangen door cytosine
B.
cytosine vervagen door guanine
C.
guanine vervangen door thymine
D.
uracil vervangen door guanine
E.
thymine vervangen door cytosine
8. 
MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK: 15) Genen bestaan uit exons en introns. In de afbeelding is schematisch een willekeurig gen met introns en exons afgebeeld. Te zien is hoe vanuit het gen in vier stappen het eiwit P wordt gemaakt. Welke van de volgende beweringen over de genummerde delen in de afbeelding is juist ?
A.
De hoeveelheid thymine in (1) is gelijk aan die in (2).
B.
Functioneel mRNA wordt aangegeven met (3).
C.
Het aantal aminozuren in (5) is gelijk aan het aantal nucleotiden in (3).
D.
Het proces tussen (3) en (5) vindt plaats in de kern.
9. 
Lees eerst de tekst in de figuur. Wat is de functie van de virale promotor (CMV) in het genconstruct? De promotor dient als bindingsplaats voor …
A.
DNA-polymerase
B.
DNA-helicase
C.
RNA-polymerase
D.
RNA-transcriptase
E.
geen van opgesomde enzymen
10. 
17) Transcriptie is het omzetten van info van DNA naar RNA. Om mRNA te maken wordt er telkens maar 1 streng overgeschreven. Welke stelling is juist?
A.
Het mRNA heeft eenzelfde sequentie als beide strengen DNA.
B.
Het mRNA heeft eenzelfde sequentie als de andere streng DNA.
C.
Het mRNA is complementair aan de overgeschreven DNA-streng.
D.
Het mRNA is complementair aan de andere DNA-streng.
11. 
18) In de moleculaire biologie worden korte segmenten van enkelstrengs-DNA of van RNA "antisense stoffen" genoemd. Antisense-DNA kan zich door complementaire basenparing binden aan stikstofbasen in DNA. Het basenparingsmechanisme dat hierbij wordt gebruikt, is hetzelfde als dat bij natuurlijk dubbelstrengs-DNA. Antisense-DNA kan zich door basenparing ook binden aan mRNA. Hierdoor kan de expressie van een gen tijdelijk worden geblokkeerd. Door blokkade van genexpressie van specifieke genen die bepaalde erfelijke ziekten veroorzaken, denkt men deze ziekten te kunnen behandelen. Een stukje van een antisense-DNA-molecuul ziet er als volgt uit: 3' TAA GCG AAG CTT GGG 5'. De afleesrichting is van het 3'-eind naar het 5'-eind. Wat is de juiste volgorde van de nucleotiden in het mRNA waaraan dit antisense zich kan binden?
A.
3' AUU CGC UUC GAA CCC 5'
B.
3' CCC GAA UUC CGC AUU 5'
C.
5' AUU CGC UUC GAA CCC 3'
D.
5' CCC GAA UUC CGC AUU 3'