Créer une activité
Jouer Test
1. 
4) Plaats de onderstaande fasen (zie figuur) van de mitose in de juiste volgorde.
A.
g-c-a-e-b-d-f-h
B.
g-a-c-e-d-b-f-h
C.
e-g-a-b-d-f-h
D.
h-c-a-b-e-d-f-h
2. 
7) a) Dit zijn de verschillende stadia van de cel in de mitose. Plaats de stadia in de juiste volgorde.
A.
D-B-E-F-C-A
B.
B-D-E-F-C-A
C.
D-E-F-C-B-A
D.
E-F-C-A-B-D
3. 
7) Dit zijn de verschillende stadia van de cel in de mitose. Geef van de stadia de namen.
A.
A-interfase; B-profase; C-metafase; D-anafase; E-telofase; F-cytokinese
B.
A-telofse en cytokinese; B-profase; C-anafase; D-interfase; E-profase; F-metafase
C.
A-profase; B-interfase; C-metafase; D-interfase; E-anafase; F-telofase en cytokinese
D.
A-telofase; B-profase; C-metafase; D-cytokinese; E-metafase; F-anafase
4. 
7) c) Dit zijn de verschillende stadia van de cel in de mitose. plaats de letters bij de juiste cellen in de foto.
A.
1A - 2B - 3C - 4D - 5E - 6F - 7F
B.
1C - 2A - 3C - 4E - 5B - 6F - 7D
C.
1C - 2A - 3C - 4B - 5D - 6E - 7F
D.
1A - 2C - 3D - 4B - 5B - 6F - 7E
5. 
10) Een bijenstaat bestaat uit wijfjes (koningin en werksters) en mannetjes (darren). Een mannetje ontstaat uit een onbevruchte eicel, een wijfje uit een bevruchte eicel. Welk begrip is juist?
A.
B.
C.
D.
6. 
15) Voor een organisme met een diploïd chromosomen nummer van 6, hoe zijn de chromosomen gerangschikt tijdens metafase I van de meiose.
A.
zoals in figuur A
B.
zoals in figuur B
C.
zoals in figuur C
D.
zoals in figuur D
7. 
16) Tomatenplanten hebben 24 chromosomen. In een cel heeft meiose plaats. Drie van de gevormde cellen degenereren. In de overblijvende cel hebben onmiddellijk 3 mitosedelingen plaats. Hoeveel cellen ontstaan er en hoeveel chromosomen zitten er in iedere kern?
A.
8 cellen met ieder 12 chromosomen
B.
8 cellen met ieder 24 chromosomen
C.
4 cellen met ieder 12 chromosomen
D.
4 cellen met ieder 24 chromosomen
8. 
17) Welk onderstaand schema geeft weer wat er in de voortplantingscellen gebeurt tijdens de meiose?
A.
2n --> 2n
B.
n --> n
C.
n + n --> 2n
D.
2n --> n
E.
n --> 2n
9. 
18) In welk stadium van de meiose worden de cellen haploïd?
A.
profase 1
B.
profase 2
C.
anafase 1
D.
anafase 2
10. 
19) Welke bewering met betrekking tot geslachtschromosomale trisomerie is juist? Gebruik syndromen ten gevolge van non-disjunctie bewering 1:Bij het Klinefeltersyndroom vindt de non-disjunctie altijd plaats bij de vorming van eicellen. bewering 2:Bij het Turnersyndroom vindt de non-disjunctie altijd plaats bij de vorming van zaadcellen.
A.
Bewering 1 is correct.
B.
Bewering 2 is correct.
C.
Beide beweringen zijn correct.
D.
Geen van beide beweringen is correct.
11. 
20) Tijdens de vorming van gameten gedurende meiose kan er van alles mis gaan. Zo is het mogelijk dat twee homologe chromosomen naar dezelfde pool gaan. Dit proces heet non-disjunctie en resulteert in een eicel of spermacel met een extra chromosoom (additie) of met een ontbrekend chromosoom (deletie). In de tabel is een korte typering van een aantal chromosoommutaties gegeven.Van een persoon is het karyotype hieronder weergegeven. Welk geslacht heeft deze persoon, en welke afwijking heeft hij of zij?
A.
Het is een vrouw met Klinefelter syndroom.
B.
Het is een man met Klinefelter syndroom.
C.
Het is een vrouw met Turner syndroom
D.
Het is een man met Turner syndroom
12. 
Het onderzoek naar de oorzaken van kanker levert voortdurend nieuwe gegevens op. Zo is gebleken dat menselijke tumorcellen vaak afwijkingen vertonen in het aantal centrosomen, de spoellichaampjes die uit twee centriolen en vele eiwitten bestaan. Wetenschappers hebben nog steeds geen antwoord op de vraag of een afwijking in het aantal centrosomen nu een oorzaak of juist het gevolg is van de ontwikkeling van kanker. Bekijk de figuur. Noem een functie die centrosomen in de celcyclus hebben.
A.
Ze vormen de spoelfiguur die de chromatiden uit elkaar gaan trekken.
B.
Ze bevatten het erfelijk materiaal.
C.
Ze zorgen voor de verdubbeling van het erfelijk materiaal in de interfase.
D.
Ze zorgen voor het regelen van de celcyclus.
13. 
Het onderzoek naar de oorzaken van kanker levert voortdurend nieuwe gegevens op. Zo is gebleken dat menselijke tumorcellen vaak afwijkingen vertonen in het aantal centrosomen, de spoellichaampjes die uit twee centriolen en vele eiwitten bestaan. Wetenschappers hebben nog steeds geen antwoord op de vraag of een afwijking in het aantal centrosomen nu een oorzaak of juist het gevolg is van de ontwikkeling van kanker. Bekijk de figuur. Welk nummer geeft het begin van de profase aan?
A.
1
B.
2
C.
3
14. 
Het onderzoek naar de oorzaken van kanker levert voortdurend nieuwe gegevens op. Zo is gebleken dat menselijke tumorcellen vaak afwijkingen vertonen in het aantal centrosomen, de spoellichaampjes die uit twee centriolen en vele eiwitten bestaan. Wetenschappers hebben nog steeds geen antwoord op de vraag of een afwijking in het aantal centrosomen nu een oorzaak of juist het gevolg is van de ontwikkeling van kanker. Bekijk de figuur. Bij de splitsing van de centriolen in een centrosoom (nummer 1 in afbeelding 1) is het enzym separase werkzaam. Dit enzym is niet alleen betrokken bij de centrosoomcyclus, maar ook bij veranderingen aan chromosomen: geactiveerd separase breekt het eiwit cohesine af, dat chromatiden bij elkaar houdt. Aan het begin van welke fase van de mitose is separase werkzaam?
A.
aan het begin van de profase.
B.
aan het begin van de metafase.
C.
aan het begin van de anafase.
D.
aan het begin van de telofase.
15. 
Afwijkingen in het aantal centrosomen per cel gaan zeer vaak samen met een gebrek aan actief p53, een tumorsuppressoreiwit. Dit eiwit wordt pas actief wanneer DNA-schade wordt gesignaleerd: de replicatie van DNA komt dan niet op gang. Wanneer als gevolg van mutatie p53 niet werkzaam is, kan mitose plaatsvinden zonder dat het DNA gerepareerd is. Als het beschadigde DNA een regelgen betreft, kan dit tot tumorvorming leiden. 4) Aan het einde van welke fase in de celcyclus oefent p53 deze controlerende invloed uit?
A.
aan het eind van de G1-fase
B.
aan het eind van de S-fase
C.
aan het eind van de G2-fase
D.
aan het eind van de M-fase