Créer une activité
Jouer Test
1. 
9) Duid 4 stofeigenschappen van olie aan.
A.
in een rond vat
B.
gele kleur
C.
vloeibaar bij kamertemperatuur
D.
niet oplosbaar in water
E.
kleinere massadichtheid dan water
F.
De massa is 1 ton
2. 
10) Wat is het verschil tussen een homogeen en een heterogeen mengsel?
A.
Bij een homogeen mengsel kan je de bestanddelen onderscheiden en bij een heterogeen mengsel wel
B.
Een homogeen mengsel bestaat uit zuivere stoffen, een heterogeen mengsel niet.
C.
Bij een homogeen mengsel kan je de bestanddelen (ook met de lichtmicroscoop) niet onderscheiden en bij een heterogeen mengsel wel.
D.
Een homogeen mengsel heeft steeds 1 van de bestanddelen in de gasvorm, een heterogeen mengsel niet.
3. 
11)A) Omschrijf het mengsel rook: Kies alle zaken aan die bij het begrip horen.
A.
een homogeen mengsel
B.
een heterogeen mengsel
C.
bestaat uit een vaste stof + gas
D.
bestaat uit een gas + vloeistof
E.
bestaat uit een vloeistof + vloeistof
F.
bestaat uit een gas + gas
4. 
11)B) Omschrijf het mengsel legering: Kies alle zaken aan die bij het begrip horen.
A.
een homogeen mengsel
B.
een heterogeen mengsel
C.
bestaat uit een vaste stof + vaste stof
D.
bestaat uit een gas + vloeistof
E.
bestaat uit een gas + gas
F.
bestaat uit 2 metalen
5. 
12)a) Je hebt een mengsel van gefilterd zeewater. De bestanddelen zijn afzonderlijk ...(a) en het mengsel is ...(b).
A.
a) zichtbaar; b) homogeen
B.
a) niet zichtbaar, b) homogeen
C.
a) zichtbaar, b) heterogeen
D.
a) niet zichtbaar, b) heterogeen
6. 
12B) Beantwoord de vragen: Uit welke bestanddelen bestaat het mengsel van gefilterd zeewater?
A.
water en chloor
B.
water en zout
C.
water, olie en zout
D.
water, zout en chloor
7. 
12C) Beantwoord de vragen: Wat zijn de aggregatietoestanden van de bestanddelen van gefilterd zeewater?
A.
vast + vast
B.
vast + vloeibaar
C.
vloeibaar + vloeibaar
D.
vast + vloeibaar + gas
8. 
12D) Beantwoord de vragen: Wat is de specifieke benaming voor het mengsel van gefilterd zeewater?
A.
een suspensie
B.
een schuim
C.
een oplossing
D.
een emulsie
9. 
14) A) Duid alle stofeigenschappen aan.
A.
kookpunt
B.
massadichtheid
C.
massa
D.
smeltpunt
E.
brandbaarheid
10. 
14) A) Duid alle stofeigenschappen aan.
A.
kleur
B.
volume
C.
smaak
D.
vorm
E.
magnetisch